Ontstaansgeschiedenis
Op 9 januari 1922 was er een vergadering van de “Vereniging voor Christelijke belangen in IJsselmuiden-Grafhorst en omgeving”. Tijdens die vergadering bleek dat de evangelisatiegemeente die er tot die tijd was behoefte had aan een eigen kerkgebouw in IJsselmuiden. Gevolg van deze vergadering was dat de “Vereniging voor Christelijke Belangen” werd opgericht en in de vergadering van 27 mei 1922 werd er besloten uit te zien naar een eigen kerkgebouw.
De eerste steen hiervoor werd gelegd op 8 augustus 1922 en op 19 oktober 1922 werd dit kerkgebouw in gebruik genomen. Plaats van handeling was de Plasweg nr. 50 te IJsselmuiden. Dit kerkgebouw was niet bedoeld voor kerkdiensten, maar er werd één keer in de twee weken een bijbelbespreking gehouden. Tevens was er een christelijke bibliotheek gevestigd en werden er in dit kerkgebouw andere activiteiten ontplooid, zoals de knapenvereniging en de zondagsschool “Capadose”.
Op 15 maart 1929 vond in dit kerkgebouw de instituering plaats van de Gereformeerde Kerk van IJsselmuiden-Grafhorst. Na de liquidatie van de “Vereniging van Christelijke Belangen” op 13 oktober 1929 werd het kerkgebouw officieel overgedragen aan de Gereformeerde kerk te IJsselmuiden-Grafhorst. Hoewel gedurende vier en een half jaar in dit gebouw de kerkdiensten en de vergaderingen van de verschillende verenigingen werden gehouden, was het toch noodzakelijk uit te zien naar een ander groter en doelmatiger gebouw.
Op woensdagavond 16 augustus 1933 ging ds.R.W.Huizing voor in de eerste dienst in het nieuwe kerkgebouw gevestigd aan de Burgemeester van Engelenweg nr.175-177. Achter dit kerkgebouw bevond zich een klein zalencentrum met daarboven een kosterswoning. Tijdens de erediensten werd aanvankelijk bij de gemeentezang gebruik gemaakt van een harmonium. Zeven jaar later werd het orgel van de “Waalse” kerk te Groningen gekocht, welke in de dienst van 1 juni 1940 in gebruik werd genomen.
In de loop van de tijd zijn er aan het kerkgebouw verschillende aanpassingen geweest, zoals: een nieuw dak, een ander orgel en een vergroting van het zalencentrum. Tot op de dag van vandaag maakt de Nederlands Gereformeerde Kerk te IJsselmuiden-Grafhorst gebruik van dit kerkgebouw.
Architectuur kerkgebouw
Het kerkgebouw van de Ned.Ger.Kerk in IJsselmuiden is een rijksbeschermd monument. De kerk is gebouwd in 1933 en ontworpen door de architect B.T.Boeyinga (1889-1969). Boeyinga kreeg zijn opleiding in de praktijk, onder andere bij de bureaus van Eduard Cuypers en Michel de Klerk. Voor de Gemeente Amsterdam ontwierp hij de tuindorpen Oostzaan en Nieuwendam in Amsterdam-Noord. Als zelfstandig architect bouwde hij, behalve het laboratorium voor de Vrije Universiteit in Amsterdam, vele kerken en gaf een vernieuwende impuls aan de protestantse kerkbouw.
Het unieke van het kerkgebouw van de Ned.Ger.Kerk IJsselmuiden is, dat deze zich als één van de weinige door hem ontworpen kerken in een zeer gave en originele toestand bevindt en alle kenmerken bevat van die bouwtijd.
Boeyinga heeft zich bij het ontwerp van de verschillende kerken laten beïnvloeden door dr.Abraham Kuyper. Kuyper heeft onder meer het boek “onze eredienst” geschreven, hierin is een beschrijving gemaakt hoe een kerkgebouw qua indeling/plattegrond er uit zou moeten zijn. Dit boek is een leidraad geweest voor Boeyinga.
Aspecten uit het boek van Kuipers zijn terug te vinden in het kerkgebouw van de Ned.Ger.Kerk te IJsselmuiden:
In de Gereformeerde kerken heeft het woord van God (de prediking) vanouds een centrale plaats in genomen. Om die reden, zo was de architect van mening, moesten de zitplaatsen in de kerk hierop worden afgestemd. Hierdoor ontbreekt in alle Boeyinga kerken het middenpad. Een middenpad, lopend vanaf de ingang naar de kansel, midden door de zitplaatsen is niet goed. Juist de banken recht voor de kansel zijn de beste plaatsen. Als nu het bankenplan schuin zou lopen, dus amfitheater gewijs, dan is het blikveld van de gemeente, zowel als kerkenraad gegarandeerd. Dit is vooral aan de achterzijde van de kerkgebouwen toegepast.
Het orgel bevindt zich als een ‘bekroning’ boven de preekstoel.
Het doopvont moet een vaste plaats hebben voorin de kerk en dan direct voor de gemeente op een verhoging zodat de gemeente het hele gebeuren goed kan aanschouwen.
Tussen de banken moet er voldoende ruimte zijn om anderen te doen passeren. Mannen die voor de dienst binnen kwamen, baden vaak staande een stil gebed. Anderen die met hem dezelfde bank wilde delen, moesten anders wachten. Boeyinga loste dit vaak op door middel van opklapbare banken.
De toren van de kerk is een verwijzing naar boven, als herinnering aan ons hemels koninkrijk, dat in de hemel is. Boeyinga vond dat een toren een bouwwerk was dat teveel aandacht vraagt en koos daarom meestal voor een accent op het dak in de vorm van een daktoren of dakruiter.
Andere kenmerken van de kerkgebouwen van Boeyinga zijn: hoge dakschilden en een gebouw wat compact van vorm is, zoals ook in IJsselmuiden toegepast.